Menu

Brief ontwikkelinstellingen aan minister en Raad voor Cultuur

25 juni 2020

Na de adviezen die de Raad voor Cultuur deze maand deed roepen de beslissingen rondom ontwikkelinstellingen grote vragen op. In wat eerst losse zaken leken te zijn van individuele instellingen, lijken zich nu een paar duidelijke patronen en grotere onregelmatigheden af te tekenen. Daarom vragen de ontwikkelinstellingen in een gezamenlijke brief aan de minister en de politiek om o.a. extra budget vrij te maken, en stellen zij voor om met de sector en de politiek samen met de raad, ook in het licht van de huidige crisis, een herijkte visie te formuleren over de plek die Ontwikkelinstellingen in de keten zouden moeten innemen.


Geachte minister Van Engelshoven, geachte Raad voor Cultuur

De categorie ontwikkelinstelling roept na het neerdwarrelen van het stof van de beslissingen grote vragen op. In wat eerst losse zaken leken te zijn van individuele instellingen, lijken zich nu een paar duidelijke patronen en grotere onregelmatigheden af te tekenen.

Om te beginnen willen we zeggen dat deze brief op geen enkele manier de kwaliteit van de gehonoreerde aanvragen in twijfel wenst te trekken. We willen slechts onze grote zorgen uitspreken over de manier waarop het advies van de Raad tot stand is gekomen, en de mogelijke impact die dit zou kunnen gaan hebben op de keten van de kunstensector.

In de inleidingstekst op de adviezen in de categorie ontwikkelingsinstellingen komt de raad zelf met de constatering dat de aanvragen niet goed met elkaar te vergelijken zouden zijn. De olifant in de kamer is echter dat de raad, getuige de soms gebrekkige adviesteksten, vanwege een onheldere definitie van een ontwikkelinstelling over te weinig kaders heeft kunnen beschikken om de aanvragen echt op waarde te kunnen schatten, nieuwe ontwikkelingen in het veld te kunnen plaatsen en een overkoepelende visie over de functie Ontwikkelinstellingen te kunnen formuleren.

Een meerderheid van de instellingen die deze brief hebben ondertekend zien grote hoeveelheden onjuistheden in hun advies staan. Naast kleine technische foutjes zijn soms ook uitspraken van de Raad aantoonbaar gebaseerd op een oppervlakkige lezing van de desbetreffende aanvragen.

Daarnaast worden sommige criteria niet consequent toegepast. Sommige instellingen worden geprezen om hun talentbeleid terwijl andere met een aantoonbaar betere trackrecord hyperkritisch worden benaderd. Voor sommige aanvragen was het ontbreken van een gebouw onmiddellijk reden voor afwijzing terwijl andere aanvragers een positief advies kregen op voorwaarde dat ze nog voor huisvesting zouden zorgen. Bij sommigen worden diversiteitsregels strenger toegepast dan bij andere aanvragers.

In haar adviezen lijkt de raad niet altijd het onderscheid te kunnen maken tussen een oppervlakkige aanpak en een op alle fronten weldoordacht diversiteitsbeleid. Er lijkt geen goed onderscheid te zijn tussen instellingen die pas zeer recent op enigerlei wijze met inclusiviteit aan de slag zijn gegaan en organisaties die dit proces vanaf hun ontstaan in hun DNA hebben en organisaties die dit proces eerlijker en diepgaander doorlopen.

Bovendien moeten we constateren dat onder druk van de door de raad gewenste verbreding en vernieuwing de traditionele zorg voor internationale top en vooruitstrevendheid een ondergeschoven kindje is geworden. De raad verbreedt wel maar vlakt ook af, en dat is een vreemde uitkomst voor een regeling die Nederland juist vooruitstrevend en internationaal competitief moet helpen houden.

Wellicht is dit te wijten aan de onduidelijkheid die de categorie Ontwikkelinstellingen al vanaf het begin achtervolgt. Nu, meer dan ooit, blijkt dat de Raad deze categorie heeft moeten behandelen als vergaarbak voor beleidsdoelen die in andere categorien onvoldoende worden gewaarborgd. Zo moest binnen deze ene nieuwe categorie het grote gebrek aan vernieuwing én diversiteit in de andere categorieën worden opgevangen. Hierdoor bleef er te weinig ruimte over voor een visie op wat een ‘ontwikkelinstelling’ nou eigenlijk zou moeten zijn. Dit blijkt ook uit de grote nadruk die de Raad in zijn adviezen legt op publieksbereik en speelplekken. Een visie op ontwikkeling, de zaak die toch centraal zou moeten staan, lijkt van secundair belang te zijn geweest in de overwegingen, waardoor er paradoxaal genoeg minder ruimte is gekomen voor kunstenaars om ‘genres en disciplines opnieuw uit te vinden, om zichzelf te vernieuwen, om te falen’ zoals de Raad zelf in zijn inleiding centraal stelt.

Het gebrek aan een heldere visie blijkt tevens uit het feit dat de verschillende ‘netwerkorganisaties’ in de podiumkunsten in eerste instantie uitdrukkelijk naar voren
werden geschoven als ‘best practice’ binnen de ontwikkelinstellingen, maar deze in de uiteindelijke beslissingen grotendeels werden gepasseerd ten faveure van instellingen met een traditionelere organisatiestructuur. Hoewel de minister en de Raad steeds hebben gepleit voor het verzorgen van een goed ecosysteem ontstaan er nu grote hiaten in de combinatie van bepaalde genres (zoals de hedendaagse muziek) en functies als talentontwikkeling en innovatie, waardoor de keten niet goed kan functioneren.

De Raad heeft aangegeven dat ze het advies van haar commissies op sommige punten naast zich neer heeft gelegd, en eigen beslissingen heeft genomen. Dit roept sterk de vraag op waar de raad ook in het beoordelingsproces van de Ontwikkelinstellingen heeft ingegrepen: is dat over de gehele linie eerlijk gemeld?

De transparantie wordt in onze uitzonderlijk overvraagde categorie nog eens bemoeilijkt vanwege het feit dat het beslissingsproces over meerdere schijven is gelopen. In de inleiding op het advies staat dat er ‘is gebruikgemaakt van expertise van de commissies die zich over de specifieke genres en disciplines hebben gebogen’, maar over wie dit gaat, en in welke gevallen, wordt nergens toegelicht. Waar bij andere categorieën helder is wie in welke commissie zat is bij ons nu onhelder wie op welk moment welke zwaarte van stem had.

Door het ontbreken van een heldere visie en een goed geformuleerde opdracht en een veel hoger aantal aanvragen dan van tevoren was verwacht stond de raad voor een moeilijke opdracht, en dat verdient dan ook alle begrip. Maar tijdsdruk en een te laag budget lijken tot een advies te hebben geleid dat niet overal op even transparante wijze tot stand is gekomen en dat onzorgvuldigheden en onduidelijkheden bevat.

Het grote aantal positief beoordeelde aanvragen wijst bovenal op het feit dat er eenvoudigweg te weinig geld is vrijgemaakt voor de kwaliteit in talent die er in Nederland aanwezig is. Om zowel genrevernieuwing, geografische spreiding, nieuwe organisatievormen als bestaande kwaliteit op het gebied van talentontwikkeling te kunnen waarborgen is het deel van het budget dat naar Ontwikkelinstellingen gaat eenvoudigweg ontoereikend.

We vragen de minister en de politiek samen extra budget vrij te maken. En we stellen voor om met de sector en de politiek samen met de raad, ook in het licht van de huidige crisis, een herijkte visie te formuleren over de plek die Ontwikkelinstellingen in de keten zouden moeten innemen. We nodigen de minister en de Raad voor Cultuur daarom graag uit tot een verder gesprek, waarin een dergelijke visie gezamenlijk kan worden geformuleerd. Dit proces kan hopelijk leiden tot een extra ronde van aanvragen van ontwikkelinstellingen die meededen in de afgelopen ronde. Het zou een kans zijn om vanuit een gedeelde visie en een gedeeld belang een grote verscheidenheid aan soorten ontwikkeling zeker te stellen voor de toekomst.

Een kunstensector die zijn rijkdom toont in vele belangwekkende en onderscheidende ontwikkelplekken verdient het om een stevigere impuls te ontvangen. Juist in deze tijden, waarin het coronavirus en grote maatschappelijke bewegingen oude zekerheden op losse schroeven hebben gezet, is de ruimte die ontwikkelinstellingen maken voor het zoeken naar nieuwe vormen essentieel.

Deze brief is opgebouwd uit soms uiteenlopende ervaringen van verschillende soorten ontwikkelinstellingen. We tekenen wellicht om verschillende redenen maar hoe dan ook solidair deze brief omdat we uiteindelijk allemaal hetzelfde willen.

Meer ruimte voor ontwikkeling. Juist nu.

A/Morph
Creative Court
Dansateliers
Epitome Entertainment
Feikes Huis
Frascati
KASKO
LIMA
M-Lab
Nationale Jeugdorkesten Nederland
Paradiso Melkweg Productiehuis
PLAN/Theater Artemis
PLAN/Het Zuidelijk Toneel
PLAN/Theaterfestival Boulevard
PLAN/DansBrabant
PLAN/United Cowboys
PLAN/Podium Bloos
PLAN/Festival Cement
PLAN/De Nieuwe Vorst
PLAN/Festival Circolo
PLAN/Parktheater Eindhoven
Podium Mozaïek
Productiehuis Theater Rotterdam
RIGHTABOUTNOW INC.
Rizoom/Asko|Schönberg
Rizoom/De Doelen
Rizoom/Gaudeamus
Rizoom/Intro in Situ
Rizoom/Korzo
Rizoom/November Music
Rizoom/Muziekgebouw aan ‘t IJ
Silbersee
Sonic Acts
Standplaats Midden/Het Huis Utrecht
Standplaats Midden/SPRING
Standplaats Midden/Het Filiaal theatermakers
Standplaats Midden/De Coöperatie
3
Standplaats Midden/Holland Opera
Standplaats Midden/Gaudeamus
STEIM
STRP
V2_Lab voor de Instabiele Media
de Veenfabriek
Veem House for Performance
De Waag
What design can do
VIA ZUID/Intro in Situ